In november 2000 overleed Jan van der Vaart, een van Nederlands belangrijkste keramisten. Een pionier, een vernieuwer, een invloedrijk leermeester, maar bovenal een begenadigd ontwerper en uitvoerder van functionele en autonome keramiek. Zijn werk is heel herkenbaar. Wie het moet beschrijven, kiest voor bewoordingen als strak, geometrisch, architectonisch. Tot zijn bekendste ontwerpen behoren de indrukwekkende tulpentorens die uit losse elementen kunnen worden opgebouwd tot wel meer dan één meter hoog.
Het oeuvre van Van der Vaart bestaat deels uit unica, eenmalig gemaakte stukken die met de hand zijn gedraaid of gevormd, en deels uit multipels, voorwerpen die in kleine oplages zijn gegoten. Met deze multipels begon hij in 1967, met als voornaamste reden het betaalbaar maken van zijn werk voor een groter publiek. Het liefst wilde hij dat de keramische industrie zijn vazen uitvoerde, en gedurende korte tijd is dat ook gebeurd: eind jaren zeventig een paar jaar bij Tichelaar in Makkum, en in de jaren tachtig bij Rosenthal in Duitsland. Maar het grootste deel ontstond toch in zijn eigen atelier.
In 1997 is in het Princessehof een overzichtstentoonstelling gehouden van de multipels van Jan van der Vaart. In de bijbehorende catalogus staan ze allemaal afgebeeld, en zo is duidelijk te zien hoe systematisch deze keramist te werk ging: hij nam een geometrische vorm als basis en door deze te stapelen, te delen, om te keren, te verschuiven, in te snijden of te draaien, ontwikkelde hij steeds weer nieuwe vormen. Onvermoeibaar heeft hij zich bijna vijftig jaar lang met dit vormonderzoek bezig gehouden, eerst in zijn atelier in Amsterdam, later in Oostwoud en tot slot in Rotterdam.
Atelier van Jan van der Vaart in het Princessehof
Klik op de afbeelding om te vergroten.
Na het overlijden van Van der Vaart is zijn atelier een paar jaar onaangeroerd gebleven. Toen besloten zijn drie kinderen dat het tijd was om er een goede bestemming voor te vinden. Waar kon dat beter dan in het Princessehof, het nationale keramiekmuseum, waar hun vader zijn laatste grote solotentoonstelling had gehad? Voor het museum kwam dit aanbod op het juiste moment. Het paste precies in het nieuwe presentatiebeleid om meer aandacht te schenken aan het maakproces van keramiek. Bovendien vond vanaf 2003 een grote verbouwing van het museum plaats en kon het atelier direct in het nieuwe inrichtingsplan worden opgenomen. En zo geschiedde.
De verhuizing van het atelier van Rotterdam naar Leeuwarden was een hele onderneming. De core business van het museum is het maken van tentoonstellingen, van keramiek die áf is. Maar in dit project zou het juist gaan om keramiek in wording, om vazen in diverse stadia van afwerking, en om al die materialen, gereedschappen en apparatuur die nodig zijn om keramiek mee te kunnen maken: de grondstoffen voor de klei, de metaaloxiden voor de glazuren, de molens voor het mengen, de draaischijf, de gietmallen, de spuitcabine, de oven en ga zo maar door. Dat vergt een andere aanpak.
Allereerst werd het atelier tot in de kleinste details gefotografeerd. Vanuit alle hoeken, elke kast, elke plank. Niet om het in het Princessehof precies te kunnen reconstrueren – dat is nooit de opzet geweest – maar om het voor de toekomst vast te leggen. Vervolgens is alles ingepakt. Vooral bij de vazen in nog ongebakken toestand was de grootste voorzichtigheid geboden: als ze iets te hard werden vastgepakt, vielen ze zo in stukken op de grond. De verhuisoperatie duurde een volle week, de opbouw van het atelier in het museum nog iets langer.
Het atelier geeft een extra dimensie aan het museum. Bezoekers kunnen de ruimte altijd binnenlopen en ervaren er de letterlijk aardse basis van de keramiek die in de zalen te zien is. Op de achtergrond is een radio-interview met Jan van der Vaart te horen, opgenomen in 1997 ter gelegenheid van zijn tentoonstelling in het Princessehof.
Moedervormen
Om de gietmallen voor de multipels te maken, zijn moedervormen nodig. Dit zijn massieve gipsen modellen van de vazen en andere objecten die Van der Vaart ontwierp. Met een soort snijmachine maakte hij uit standaard gipsen cilinders de geometrische elementen waarmee hij een vaas opbouwde tot een nieuw model. Maar soms gebruikte hij daarvoor ook andere middelen, zoals ronde pvc-buizen of de bollen van piepschuim die in hobbywinkels te koop zijn. Een verrassende vondst in het atelier was een lege shampoofles die tot de rand gevuld was met gips: ongetwijfeld heeft Jan van der Vaart in de vorm van deze fles een mogelijkheid gezien om goedkoop aan perfect ovale bouwelementen te komen!
Karin Gaillard, voormalig conservator Europese keramiek bij Keramiekmuseum Princessehof