Olifant, 1900-1925, Faïencerie Géo Martel, Desvres, Frankrijk, aardewerk, h. 19,4 cm, bruikleen Ottema-Kingma Stichting.
Bij toeval bleek Museum Prinsenhof in Delft een soortgelijke olifant te bezitten, gekocht op een veiling. Deze had alleen de letter H op zijn buik. In 1976 stonden beide beeldjes naast elkaar in het Princessehof, op een thematentoonstelling over olifanten. In de brochure die erbij uitkwam, wordt verondersteld dat voor het exemplaar in het Prinsenhof mogelijk dezelfde drukmallen waren gebruikt, maar dat het in een andere, niet-Delftse fabriek was gemaakt.
So far so good, maar eind jaren tachtig sloeg de twijfel over de echtheid van de olifant in het Princessehof toe. De conservator die op dat moment verantwoordelijk was voor de collectie Delftse stukken streepte op de inventariskaart de datering 1701-1743 (de periode dat Van der Houck bij De Porceleyne Fles werkte) door. Bij ‘productieplaats Delft’ schreef hij: ‘vals??’, en onder het hoge bedrag van de verzekeringswaarde plaatste hij de opmerking: ‘als hij echt is’. Concrete argumenten voor deze wijzigingen staan niet op de kaart vermeld. Waarschijnlijk was er alleen sprake van een onbestemd gevoel over de juistheid van herkomst en datering van het stuk. Men vertrouwde het simpelweg niet.
In 2003 was deze ‘Delftse’ olifant een van de discussiestukken op een symposium over vervalsingen in keramiek en glas, dat in het Princessehof plaatsvond. Inmiddels was er meer kennis voorhanden over de verschillende productiecentra die zich vanaf de jaren zeventig van de negentiende eeuw toelegden op imitaties van het beroemde Delfts uit de twee eeuwen daarvoor. Vooral in het Noord-Franse Desvres waren enkele bedrijven actief die aardewerk in oud-Delftse stijl fabriceerden. Ze beheersten de techniek door en door. De producten die ze op de markt brachten, zijn slechts met moeite te onderscheiden van het echte Delfts. Aanvankelijk zetten deze fabrieken hun eigen merknaam onder de stukken, maar na verloop van tijd lieten ze die weg en uiteindelijk schilderden ze er oude Delftse merken op. Daarmee verlieten ze het spoor van de kopieën of imitaties en sloegen ze bewust het pad van de vervalsingen in.
Ze brachten deze stukken als originelen op de markt met de bedoeling ‘om een begerige verzamelaar om de tuin te leiden en hem iets voor veel geld te laten kopen dat er honderd of tweehonderd jaar ouder uitzag dan het in werkelijk was’, zoals Jan-Daniël van Dam, oud-conservator van het Princessehof, het zo treffend omschreef in de publicatie bij datzelfde symposium. In zijn artikel beeldde hij twee pagina’s af uit een productcatalogus van omstreeks 1925 van de Faïencerie Géo Martel uit Desvres. En daar, naast allerlei andere plastiekjes, staat ontegenzeglijk onze olifant! Weg is het onbestemde gevoel. Voortaan staat de olifant in het Princessehof, samen met die in het Prinsenhof, te boek als ‘plastieken uit Desvres, gemaakt in het eerste kwart van de twintigste eeuw’. Vervalsingen: ze betekenen vaak een illusie armer, maar een ervaring rijker!
Vraag en aanbod
In het begin van negentiende eeuw bestond er nauwelijks belangstelling voor het ooit zo glorieuze sieraardewerk uit Delft, maar vanaf 1860 nam de waardering weer sterk toe. Verzamelaars waren uit op fraaie stukken voor hun collectie. En waar vraag is, komt aanbod. Vooral in Frankrijk zagen aardewerkfabrikanten hoe lucratief de handel in ‘Delfts’ was, en men besloot dan ook om het na te maken. Naast de bedrijven in Desvres heeft de firma Samson in Parijs veel Delftse imitaties geleverd, compleet met de oude fabrieksmerken. Vaak stond er wel een kruisje of de letter s (van Samson) naast zo’n merk, maar door handelaren werden die later opzettelijk weggekrast zodat het stuk voor een origineel Delfts exemplaar kon doorgaan. Er zijn veel knappe vervalsingen gemaakt, maar soms vallen ze door de mand, bijvoorbeeld omdat de scherf, dat wil zeggen de kleur van de gebakken klei, meer oranje of rood is dan het typerende geel van het echte Delfts. Ook de geschilderde decoraties zijn soms stijver van opzet dan de oorspronkelijke. Of ze matchen qua stijl en datering niet met het merk dat erop staat. Inmiddels bestaan deze fabrieken allang niet meer en zijn hun imitatieproducten op hun beurt collectors’ items geworden!
Karin Gaillard, conservator Europese keramiek bij Keramiekmuseum Princessehof.